Voor Nederland nieuwe ziekte via teken

Sinds het voorjaar van 2016 is bekend dat de meest algemene teek (de schapenteek) in Nederland niet alleen bacteriën zoals de Borrelia-bacterie die de ziekte van Lyme veroorzaakt kan overdragen, maar ook een virus: het zogenaamde teken-encefalitis virus. Het teken-encefalitis virus (officiële afkorting TBEV naar de Engelse benaming tick-borne encephalitis virus), kan bij mensen tekenencefalitis (TBE) veroorzaken. Dieren kunnen ook besmet worden, maar die worden er meestal niet ziek van. In het verleden werd TBE in de Nederlandse zorg ook wel vaak aangeduid als Frühsommer-Meningo-enzephalitis (FSME) of de ziekte van Schneider. TBE is een infectie van het centrale zenuwstelsel die zich onder meer kan uiten in hersenvlies- en  hersenontsteking, eventueel met een ruggenmergontsteking. Sinds jaar en dag brengen jaarlijks een handje vol reizigers, met name terugkerende uit Zuidoost-Duitsland, Oostenrijk en Zweden, deze infectieziekte mee naar Nederland. In 2016 is echter duidelijk geworden dat men de ziekte ook in Nederland kan oplopen. In dat jaar zijn de eerste in Nederland verzamelde teken besmet met TBEV aangetroffen op de Sallandse Heuvelrug. Deze werden verzameld nadat in hetzelfde gebied was gebleken dat reeën aan het virus waren blootgesteld. Bovendien zijn in datzelfde jaar de eerste twee patiënten met TBE opgelopen in Nederland vastgesteld. Deze patiënten zijn hoogst waarschijnlijk besmet geraakt door tekenbeten op de Sallandse heuvelrug en de Utrechtse Heuvelrug.

Teken in laboratoriumbuis

Teken in laboratoriumbuizen. Foto: Fedor Gassner

Virus met een macabere stamboom

TBEV behoort tot het virusgeslacht van de flavivirussen en is daarmee verwant aan een hele reeks virussen die van belang zijn voor de volksgezondheid, maar niet in Nederland voorkomen. Deze virussen worden vooral door muggen overgedragen, zoals het gelekoortsvirus,  Zikavirus en denguevirus (veroorzaker van knokkelkoorts). Het is ook verwant aan het Usutuvirus dat sinds 2016 in Nederland met name huishoudt onder Laplanduilen (in dierparken), en in merels (door het hele land).

Tekenencefalitis is zeldzaam in Nederland

Er bestaan verschillende varianten van TBEV, waarbij de variant die in West- en Centraal-Europa (inclusief Nederland) voorkomt, de minst ernstige klachten geeft. In Nederland lijkt het virus voor zover bekend beperkt tot twee gebieden, en het lijkt dan ook nog tot dusver in niet meer dan één op de duizend teken voor te komen. Deskundigen gaan er van uit dat een overgrote meerderheid van de mensen die besmet worden met West-Centraal-Europese TBEV géén klachten ontwikkelen. Voor de mensen die wel ziek worden geldt dat de klachten die kunnen optreden lastig onder één noemer te vangen zijn omdat ze sterk van aard kunnen wisselen en in het begin van de ziekte vaak heel algemeen zijn, zoals “een grieperig-gevoel met koorts, algemene malaise en hoofdpijn”. Deze periode van algehele malaise duurt gemiddeld een dag of vijf waarna men herstelt. Voor ongeveer één op de  drie patiënten is dit herstel helaas van korte duur, gemiddeld een dag of zeven. De ziekte ontwikkelt zich vervolgens in een tweede fase met ernstigere klachten die horen bij een besmetting van het centrale zenuwstelsel. Ongeveer de helft van deze mensen blijft langdurig klachten behouden die variëren in ernst zoals  chronische hoofdpijn, verminderd bewustzijn, slaperigheid, gedragsveranderingen, geheugenverlies, gehoorverlies, verlammingen (vaak van de armen en de romp), niet goed tegen licht kunnen, en duizeligheid.

TBE virus

TBE virus. Foto: Creative commons

Van natuur naar mens

Behalve in de schapenteek houdt het virus zich op in kleine knaagdieren zoals woelmuizen en bosmuizen. Deze knaagdieren spelen een sleutelrol in het besmetten van teken met TBEV. Grote zoogdieren zoals hoefdieren (bijvoorbeeld reeën, koeien en schapen) maar ook de mens kunnen weliswaar besmet worden met het virus, maar kunnen het virus niet verder verspreiden, doordat het virus niet vanuit grote zoogdieren op teken wordt overgedragen. Besmetting van mensen gebeurt meestal na een beet van een besmette teek. Bij teken die het virus kunnen overbrengen heeft het virus de speekselklieren van de teek besmet en is het virus op het moment van de beet al aanwezig in het tekenspeeksel. Dit betekent dat men onmiddellijk na het hechten van de teek besmet kan raken met het virus. Zoals het zeer snel verwijderen van de teek de ziekte van Lyme kan voorkomen, is deze maatregel bij TBE aanzienlijk minder effectief. Heel af en toe loopt men in gebieden waar het virus erg veel voorkomt TBE op door het consumeren van rauw-melkse producten afkomstig van besmette geiten, koeien of schapen, die het virus uitscheiden in hun melk.

Vaccin biedt bescherming in hoog-risicogebieden

Men kan zich laten inenten tegen TBEV. In Oostenrijk, waar TBEV in tegenstelling tot Nederland wijdverbreid en veel in teken voorkomt, is deze vaccinatie zelfs onderdeel van het nationale vaccinatieprogramma, en is 82% van de bevolking tegen TBEV ingeënt. Mensen zoals kampeerders, wandelaars en boswachters die in het actieve tekenseizoen (maart-oktober) verblijven in bos- en natuurgebieden, hebben een grotere kans op een tekenbeet en daarmee op een besmetting met TBEV. In Nederland is algemeen vaccineren nog niet nodig. Voor het voorkómen van een besmetting met TBEV na een tekenbeet gelden dezelfde maatregelen als voor andere ziekten die via een tekenbeet worden overgedragen. Deze moeten voor TBEV vooral als doel hebben om tekenbeten te voorkómen want het virus ligt ’klaar voor de aanval‘ op de loer in het speeksel van de teek, in staat onmiddellijk toe te slaan als de teek zich hecht aan zijn volgende maaltijd.

Bron: https://www.biomaatschappij.nl/teken-encefalitis/