Een nieuw wapen tegen TB: verhalen van een student geneeskunde in de VS.

Al was dit niet de bedoeling, mijn vertraging met het schrijven van een nieuwe – en tevens laatste – blog illustreert in ieder geval het onvoorspelbare verloop van onderzoek. Het laatste deel van mijn onderzoek aan Johns Hopkins was een stuk drukker dan verwacht, en al is dit niet écht een excuus om geen tijd voor een blog te hebben, duidelijk was in ieder geval dat het schrijven ervan erbij inschoot. Overigens neem ik het mezelf niet helemaal kwalijk, ook buiten het werk om werd ik regelmatig geplaagd door zowel onverwachte rompslomp met mijn visum (heel stom: omdat mijn solvabiliteitsverklaring het bedrag niet in dollars maar euro’s weergaf) als de ’landlady’ die tot vier keer toe problemen had de huur te innen; ze bleek elke keer een verkeerde geldigheidsdatum van mijn creditcard in te vullen… Hoe ze het steeds voor elkaar kreeg mag Joost weten.

Hoe dan ook, zoals hierboven te lezen is ben ik inmiddels terug in Nederland. Deze blog heeft daarom een andere inhoud dan verwacht; het zal vooral bestaan uit reflectie op mijn onderzoeksperiode hier in de VS en niet per se – ook al schreef ik eerst van wel – uit nieuws of een beschrijving van hoe je 7H11-koolstof media maakt. Maar ik neem niet aan dat ik hier iemand mee teleurstel.

Ik kan vast zeggen: mijn houding jegens medisch onderzoek is niet alleen maar positief, al heeft dit deels te maken met ‘de aard’ van het wereldje en niet zozeer de doelen van onderzoek. Een van de redenen is de commerciële inslag in bepaalde onderzoeksvelden; ook in het lab waar ik werkte, waar dus infectie-specifieke tracers voor PET- en SPECT-scanners worden ontwikkeld, lag veel nadruk op de winst die met de producten kon worden gemaakt. Ik ben wel van mening dat het uiteindelijke resultaat van medisch onderzoek en zorginterventies ertoe doen – en dus niet per se de drijfveren erachter, want wat doet het ertoe waaróm noodzakelijk onderzoek wordt gedaan – maar omdat mijn keus om in de medische wereld te participeren te maken heeft met mijn interesse in (het stoppen van) ziekteprocessen heb ik moeite met de opdracht om ook een ‘schatkist’ te dienen. Een ander bezwaar dat ik heb heeft (deels) alsnog te maken instelling. Wanneer redenen om onderzoek te doen namelijk vooral te maken hebben met een minimum aantal publicaties per jaar of een drang om ‘groots’ te worden en niet per se met noodzaak of voordeel, krijg ik een soort misselijkheidsgevoel. Niet alleen denk ik dat een X-aantal publicaties niet gestuurd wordt door werkelijke behoefte aan nieuwe kennis, ook denk ik dat het een voorwaarde schept om het ego-monster in ons naar boven te laten komen; je kan het met me oneens zijn, maar ik vind de drang om ‘de eerste’ of ‘de bekendste’ te moeten zijn, of je die eer nu verdient of niet, een beetje sneu. Zelfs alledaagse behoefte aan waardering kan ik slecht verdragen, daarom ga ik ook nooit naar diploma-uitreikingen of ereceremonies. Het is een signaal naar de buitenwereld dat zegt: kijk mij eens, ik heb iets bereikt, steek nu alsjeblieft een veer in m’n kont! Zo’n behoeftigheid is een slechte motivatie om te experimenteren, zeker als er ook levens van proefdieren op het spel staan, en het is ook de reden dat ik de échte noodzaak van onderzoeken weleens betwijfel.

Maar tot zover deze klaagzang, gedurende mijn tijd in Baltimore heb ik ook veel pluspunten van onderzoek gezien. Zo ook een bescheiden studie – die volgens mij na een toevalsbevinding was opgezet – over het gebruik van eenvoudige fundoscopie-onderzoeken om te screenen voor Plasmodium infectie (o.a. dus malaria). Het blijkt namelijk zo te zijn dat tijdens zo’n infectie witte, licht reflecterende deeltjes in de retinale vasculatuur te zien zijn (zie afbeelding). In het onderzoek was dit gereproduceerd met Plasmodium berghei, waarbij het tevens zo bleek te zijn dat het waarnemen van de witte deeltjes gerelateerd is aan de parasitaemie; het vermoeden is daarom dat de deeltjes geïnfecteerde rode bloedcellen kunnen zijn. Dit en meer – zoals bv. het gebruik van radiologische technieken om centrale zenuwstelsel betrokkenheid tijdens HIV infectie te onderzoeken – werd getoond tijdens de Third Annual Molecular Imaging Seminar van Johns Hopkins, waar steeds vaker de imaging van infectieziekten worden besproken in plaats van de ‘klassieke’ oncologische aandoeningen.

Mijn eigen onderzoek bewees ook waardevol te zijn wat betreft het aanleren van vele praktische taken – basaal pipetteerwerk en kweken inzetten, maar ook werken met imaging apparatuur en de scans zelf – al werden deze goede kanten deels overschaduwd door mijn verbod om zaken zelf te documenteren (zoals geschreven in mijn derde blog). Inhoudelijk mag ik daarom niks zeggen, al kan ik wel melden dat de studie is ingekort tot kort na mijn vertrek. Aanvankelijk zou het langer doorgaan om – zoals beschreven in mijn eerste blog – tot een half jaar recidiverende tuberculose infecties bij de dieren te kunnen voorspellen, maar sinds een congres dat mijn begeleider bijwoonde in Italië, waar hij zag dat andere studies van hem dreigden gestolen te worden, konden we niet anders dan mijn studie in te korten om zo andere sneller te publiceren. Gelukkig had dit geen invloed op mijn eigen werk.

Omdat ik heel de zomer in de VS ben geweest, was er voor mijn vertrek gelukkig nog wel tijd voor een dagje strand (zie foto’s). Eerlijk gezegd was ik in 10 jaar niet op het strand geweest, want zo’n liefhebber ben ik niet, maar een dagje turen naar de horizon leek in ieder geval passend om te reflecteren op de afgelopen 5-6 maanden.

Wie weet tot een volgende reportage!
Jeroen Peper, vierdejaars geneeskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Het-lab-op-Sandy-Point-beach

Uitzicht-op-de-Bay-Bridge-in-Maryland-Sandy-Point-beach Third-Annual-Imaging-Seminar